
In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. De meeste advocaten kunnen zich hun eerste pleidooi nog levendig herinneren. Julius Cramwinckel (NautaDutilh) leerde tijdens zijn eerste zitting meteen een wijze les.
Door Ronne Theunis
Julius Cramwinckel
Advocaat corporate – & commercial litigation bij NautaDutilh
Beëdigingsdatum: 26 augustus 2015
De zaak
“Om de kneepjes van het vak te leren, kreeg ik als advocaat-stagiair een relatief eenvoudige zaak, die was aangeleverd door een rechtsbijstandverzekeraar. Mijn cliënt, een IT-bedrijf, had een geschil met een klant, die de factuur niet wilde betalen. Mijn cliënt had een aantal IT-diensten geleverd en daar mondeling prijsafspraken over gemaakt. Het ging om een paar duizend euro, die de klant weigerde te voldoen, omdat zij een andere uitleg gaven aan de gemaakte afspraken. Dat er niets op papier stond, maakte het voor mijn cliënt best lastig. Maar ik zag het als een uitdaging: enthousiast stelde ik direct een dagvaarding op. Laat die advocatencarrière maar beginnen, dacht ik.
Normaal gesproken ging er een begeleider mee naar een eerste zitting, maar om de een of andere reden ging ik alleen. Omdat gezien de aard van de zaak wel te verwachten was dat de rechter ons de gang op zou sturen, liet ik me voorafgaand aan de zitting uitgebreid informeren over de procedure ter plaatse. Sta je dan echt op de gang, of ga je een kamertje in? En gaat je cliënt mee naar zo’n bespreking, of doe je dat van advocaat tot advocaat? Ook besprak ik vooraf met mijn cliënt voor welk bedrag hij eventueel bereid zou zijn om te schikken.
Toen ik tenslotte ook had uitgezocht hoe je eigenlijk zo’n bef strikt en op welk moment je precies je toga aantrekt, nam ik – veel te vroeg – de trein naar de rechtbank. Daar schudde ik voor het eerst mijn cliënt de hand. Hij vroeg niet of het mijn eerste keer was, en zelf begon ik er uiteraard niet over. Ik gaf hem graag de indruk dat ik als professional alles onder controle had – al was ik natuurlijk lichtelijk gespannen.”
Het pleidooi
“Het voordragen van mijn pleitnota ging eigenlijk best goed. De rechter stelde geen vragen die ik niet kon beantwoorden en zoals verwacht stelde hij al snel voor om op de gang nog één keer te proberen tot een overeenkomst te komen. De tegenpartij had geen advocaat bij zich, de directeur deed voornamelijk zelf het woord. Dat maakte het moment niet minder spannend: de uitkomst van dit gesprek was bepalend voor de start van mijn carrière. Nu kwam het aan op mijn onderhandelingstechniek.
Maar tot mijn grote verrassing was het moment voorbij voordat ik er erg in had. Ik zette de onderhandelingen vrij stevig in en de tegenpartij accepteerde dat voorstel vrijwel meteen. Enthousiast schudden we elkaar de hand. Terwijl ik in gedachten een vreugdedansje deed, rénde ik zo ongeveer terug de zittingszaal in om aan de rechter te vertellen dat we er al uit waren. Euforisch was ik, dit bedrag had ik er toch maar mooi voor de cliënt uitgesleept.
De rechter complimenteerde ons met de schikking en vroeg toen welke betalingscondities we hadden afgesproken. Wanneer zou de tegenpartij betalen en in hoeveel termijnen? Op dat moment maakte mijn euforie plaats voor lichte paniek. Ik was na het handen schudden zo snel weer naar binnen gerend, dat ik helemaal niet meer aan dat soort, toch wel vrij essentiële, zaken had gedacht. En de directeur was er zelf ook niet over begonnen. Voor hetzelfde geld liep het hier alsnog op stuk, als de tegenpartij van plan was om bijvoorbeeld pas over een jaar en in tien termijnen te betalen.
Even zag ik voor me hoe ik, met de staart tussen de benen, terug moest naar de gang, om de onderhandelingen opnieuw te openen. Maar toen besloot ik te bluffen. “Wat cliënt betreft betaling binnen een maand, in één keer,” zei ik resoluut. “Tenzij de wederpartij daar anders over denkt?” Mijn opluchting was enorm toen ik vervolgens de directeur hoorde zeggen: “Prima.” Zo kon ik toch nog met opgeheven hoofd de rechtbank verlaten.”
De evaluatie
“In de trein terug naar kantoor kon ik een glimlach niet onderdrukken: deze had ik maar mooi in mijn zak. En het belangrijkste: mijn cliënt was ook zeer tevreden met de uitkomst. Ik geloof niet dat hij heeft meegekregen dat het nog even heel spannend was geweest – en dat heb ik vooral zo gelaten.
Inmiddels sta ik veel vaker in de rechtszaal en vaak worden we daarbij ook de gang op gestuurd. Regelmatig denk ik dan terug aan die allereerste keer. Ik zorg er nu altijd voor dat ook alle randvoorwaarden zijn dichtgetimmerd voordat ik iemand de hand schud. Hoewel het sluiten van een goede overeenkomst me nog altijd heel tevreden stemt, heb ik van mijn zittingsdebuut een wijze les geleerd: ik juich nooit meer te vroeg.”