
In mei had ik na tien weken weer een echte zitting. Het viel meteen op hoe fijn iedereen het vindt om elkaar, zoals dat heet, ‘in de ogen te kijken’. Een kuchscherm hindert minder dan een computerscherm. Toch lijkt het bij een zeker Amerikaans rechtscollege juist béter te gaan door de coronamaatregelen.
Het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten is sinds de jaren negentig een ‘hot bench’. Een typische zitting gaat ongeveer zo: de ene rechter propt esoterische bespiegelingen in een lange aanloop die bijna toevallig eindigt met een vraagteken, halverwege het antwoord interrumpeert een andere rechter de advocaat om die te confronteren met een mogelijke consequentie van zijn standpunt in een hypothetisch scenario en vervolgens sluit een derde rechter af met een eigen toespraak die überhaupt geen vraag meer bevat. Kortom, net een Skype-vergadering.
De advocaten krijgen in theorie (samen) een vol uur zittingstijd, maar in de praktijk blijft daar weinig van over. Na een kwart eeuw werd dat iedereen te dol. Sinds eind vorig jaar mogen de pleiters dus aftrappen met een ongestoorde monoloog van twee minuten. Daarna barst het intellectuele geweld van de rechters opnieuw in alle hevigheid los. Diezelfde rechters weigeren al jaren om filmcamera’s in hun rechtszaal te installeren. Dat zou deze constructieve dialoog maar vervuilen met theatrale profileringsdrang.
Zoals voor zoveel dingen op dit moment geldt ook hier: en toen kwam corona. Begin mei konden court watchers zich verkneukelen over twee primeurs. De eerste telefonische zitting én de eerste livestream – alleen geluid, maar toch –. Na tweeënhalve maand thuiswerken snapt iedereen hoe belangrijk etherdiscipline dan is. Van hot bench naar hotline was dus bij voorbaat kansloos. Daarom kwam het hof op de proppen met een belprotocol. President John Roberts verdeelt spreekbeurten en bewaakt spreektijden als een volleerd regisseur.
Na hem mag de oudste rechter in rang als eerste een vraag stellen. Misschien brengt dat nog wel de grootste revolutie uit de moderne tijd. Dit is namelijk Clarence Thomas, de man die zijn diepe bariton het liefst spaart. Bijna mythisch is het decennium (!) waarin hij elke rechtszaak zweeg. In de afgelopen veertien jaar heeft hij welgeteld twee vragen gesteld. Met de noodgedwongen structuur van de coronazitting heeft hij echter nog geen kans onbenut gelaten. Na hem komt trouwens Ruth Bader Ginsburg (a.k.a. The Notorious RBG), die op 87-jarige leeftijd vanuit haar ziekenhuisbed ‘gewoon’ inbelde.
Dit is natuurlijk een waanzinnig experiment in vivo. Datawetenschapper Adam Feldman heeft met zijn Emperical Scotus al enkele studies gepubliceerd. Die gaan nog vooral over de vorm, hoe essentieel die hier ook is: krijgt iedereen (nu wel) de ruimte om zijn zaak te bepleiten? De eerste resultaten zijn wat dat betreft veelbelovend. Ieders inbreng is absoluut omvangrijker en relatief gelijkwaardiger. Nog interessanter is de kwalitatieve vraag welke invloed deze nieuwe vorm zal hebben op de inhoud van toekomstige uitspraken.
Voor iedereen die Zoom of Teams de afgelopen weken heeft vervloekt: natuurlijk gaat ook bij de Amerikaanse rechtspraak-op-afstand van alles mis. Zo waren de social media even in de ban van #FlushGate, toen iemand tijdens een pleidooi voor de opperrechters het toilet doortrok. En statelijke of lagere federale rechters die wel beeldbellen, klagen over advocaten die met ontbloot bovenlijf, onder de lakens of aan het zwembad ter zitting verschijnen. Misschien is zo’n prikkelarme telefoonlijn dan toch geen gek idee.
Voormalig advocaat Niek van de Pasch is rechter in opleiding bij de Rechtbank Limburg.