
Rechters vinden hun uitspraken soms om ín te lijsten. Ronkende volzinnen, procedurele huzarenstukjes, vernuftige wetsduiding – allemaal om een rechtvaardige uitkomst te bereiken. Het publiek aanschouwt zo’n eindresultaat inderdaad in een frame, maar dat is meestal juist niet van die rechters zelf.
Door Niek van de Pasch
Iedereen die materie- of ervaringsdeskundig is op een maatschappelijk thema – en wie is dat niet? – herkent dat gevoel vast uit het eigen leven: buitenstaanders missen het punt nét. Omdat talkshows en dorpspompen bol staan van actuele rechtszaken, overkomt dat rechters ook af en toe. Wie de beeldvorming over uitspraken grotendeels aan anderen overlaat, neemt zo onbedoeld het risico dat mensen vervreemd raken van het recht.
Dat gebeurt op verschillende manieren. Op het concrete niveau van de juridische techniek en op het abstracte niveau van de onderliggende waarden. Zowel binnen een rechtszaak als richting de buitenwereld. Misschien is het dus tijd om de beelden nog nadrukkelijker zélf te vormen. Waaruit kunnen we die samenstellen en waarin moeten we ze terugplaatsen? Hoe mikken we onze beslissingen in het drie-assig stelsel van rechtssysteem, partijbeleving en gemeenschapstraditie? Als de rechter inderdaad door zijn vonnis spreekt, kan die boodschap maar beter heel precies landen.
Wat verdient de aandacht?
Eerst maar eens het proces. De meeste mensen lezen een rechterlijke uitspraak zoals rondzappende bankhangers een onbekende sport kijken. Met die rake metafoor maakt neerlandica Geerke van der Bruggen de vervreemding bijna voelbaar. Het tafereel kan best fascineren en de spelers lijken heus bedreven, maar het blijft onduidelijk wat nu precies de aandacht verdient. Zelfs langs geïnteresseerde toeschouwers gaat dan veel cruciaals heen. Juristen die zich willen verplaatsen in hun lezers, zouden daarom eens de Jiskefet-klassieker ‘English Sports’ moeten (terug)kijken. Maak de kantelpunten in een beginopstelling steeds meteen zichtbaar.
Die spelregels krijgen vervolgens extra lading en massa als hun oorsprong enig bestaansrecht verzekert. Rechtsfilosoof Iris van Domselaar beschrijft het recht dan ook als een institutie die burgers met elkaar verbindt. Rechters moeten volgens haar feiten vangen in concepten uit de belevingswereld van alledag, om zo de morele idealen van het recht betekenisvol te communiceren. Recht spreken is inderdaad meer dan geschillen beslechten of conflicten oplossen. Praktisch gestalte geven aan een waardengemeenschap, dát is de kunst van ons ambacht. Durf kleine oordelen eens te verankeren in grote beginselen.
Hoe kan dat zonder grotesk te worden en dus averechts te werken? Hoogleraar en raadsheer Marc de Werd zoekt de balans tussen ontzagwekkend en herkenbaar in ‘constitutionele verbeelding’. Nederlandse rechters kunnen volgens hem putten uit de staatkundige ideeënrijkdom van onze eigen Grondwet. Op die manier reconstrueren we een context waarin de medemens zich thuis voelt. Die identificeert zich dan weer makkelijker met het recht, omdat dit zich manifesteert als uitdrukking van ons gezamenlijk verleden. Had de Hoge Raad het Urgenda-arrest bijvoorbeeld kunnen situeren in onze eeuwige strijd tegen het wassende water?
Als dat een te grote breuk met onze continentale traditie is, vindt communicatie-expert Lars Duursma in diezelfde uitspraak nog wel een openingetje van Hans-Brinkerformaat. Daar zou wat hem betreft gerust wat ’common law’ doorheen mogen sijpelen, want zelfs in onze klare taal is nog geen woord echt beeldend. Dit maakt een uitspraak wel begrijpelijk, maar niet memorabel. Voor die ‘last yard’ zou onze Hoge Raad inspiratie kunnen ontlenen aan het Britse Hooggerechtshof. In de spraakmakende ‘prorogation case’ illustreerden de opperrechters een nietige schorsing van het parlement als volgt: ‘This means that when the Royal Commissioners walked into the House of Lords, it was as if they walked in with a blank sheet of paper.’ Maak de boodschap doorvertelbaar.
Huwelijk tussen zitting en uitspraak
Natuurlijk moeten we ons op microniveau vooral geen illusies maken. Mensen hebben wel iets beters te doen dan onze uitspraken doorlezen en rondpraten. Met een beetje geluk doen de procespartijen in elk geval dat eerste wat trouwer. Maar zelfs dan kan een gevoel van vervreemding iemand gaandeweg alsnog overvallen. Daarom vraagt staatsraad André Verburg aandacht voor het ‘huwelijk’ tussen de zitting en de uitspraak.
Nu steeds meer rechters open, empathisch en responsief zitten, dreigt na dat warme bad een koude douche als zij gesloten, technisch en dwingend schrijven. Wie syllogistisch trechtert, zet mensen uiteindelijk toch nog weg als dossiers. Een rechter die ingrijpt in iemands leefwereld, moet laten zien dat hij de impact van die beslissing doorvoelt en meeweegt. Vang het sfeerbeeld van de zitting op papier.
Een juridiserende samenleving heeft humaniserende rechtspraak nodig. Onze maat is pas echt menselijk als burgers zich eraan spiegelen en zich erin herkennen. Dat vraagt om sprekend recht. Als we in onze uitspraken meer verbeelden en verbinden, kunnen mensen hun eigen en ons gedeeld verhaal herontdekken in het recht. Niet eens zozeer om anderen van ons eindoordeel te overtuigen, maar juist om een geïnformeerde en betrokken dialoog op gang te houden.
In de woorden van opperrechter Clarence Thomas van het Amerikaanse Hooggerechtshof: “Ik zou het leuk vinden als op een dag iemand die geen jurist is bij het tankstation naar me toe komt en zegt: ‘Weet je, ik heb je uitspraak gelezen en ben het niet met je eens.’ Zou dat niet geweldig zijn?”