Sinds oktober vorig jaar publiceren we op Advocatie een wekelijkse column, geschreven door een vast team van zes auteurs: Fleur Brockhus, Juriaan Mensch, Christ’l Dullaert, Max Wohlgemuth Kitslaar, Ilona Tjon Poen Gie en Lucien Wopereis. Deze zomer recyclen we enkele van de best gelezen columns. Deze week: ‘Avondwerken heeft niks te maken met face time op kantoor. Het is teamwork.’
Door Fleur Brockhus
Advocatenseries zijn – net als ziekenhuisdrama’s – van alle tijden. Ze blijven intrigerend voor een breed publiek. Zo heeft Ally McBeal ervoor gezorgd dat ik na mijn rechtenstudie ging solliciteren bij een advocatenkantoor. Interessante dossiers, geflipte maar gezellige collega’s en een knus kantoorcafé met livemuziek. Ik zag dat wereldje helemaal zitten. Maar komt het geschetste beeld in de buurt van de dagelijkse praktijk?
Wat alle advocatenseries met elkaar gemeen hebben, is dat de zaken spannend zijn en kort duren. Veel dossiers in de realiteit slepen maar voort en zijn niet altijd even boeiend. Een due diligence rapport haalt het gewoon niet bij een moordzaak.
De Amerikaanse rechtszaal is imposant en stijlvol met houten banken en marmer. De rechter heeft het aura van een hoge priester. Dat vond ik de grootste teleurstelling van het echte advocatenleven. In Nederland heb ik alleen kleine rechtszalen vanbinnen gezien: kantoorachtige kamers met grijze bureaus, tl-verlichting en saaie vloerbedekking. De rechter bevindt zich op dezelfde hoogte als de andere spelers en is een doodgewoon mens. Zonder aureool.
’s Avonds op kantoor doorbrengen is op televisie het leukste wat er is. Nadat je met collega’s bij schemerlicht op de valreep dat cruciale bewijsmiddel hebt ontdekt, duik je samen de kroeg in om het te vieren. Avondwerken heeft niks te maken met face time op kantoor. Het is teamwork. En noodzakelijk om de zaak te winnen. Het hoeft ook niet iedere dag. Vaak genoeg heb ik Ally met haar collega en tevens huisgenoot (dat dan weer wel) thuis in pyjama een pizza zien verorberen.
En dan kom ik meteen bij mijn volgende en belangrijkste punt. Advocaten in series vinden hun vak geweldig. Ze zijn doortastend, gedreven en blijven altijd advocaat. Hun leven lang. Advocaat zijn is een roeping, iets om trots op te zijn. Dat zie je helaas steeds minder. De advocatuur is – vooral voor de jongere generatie – veelal slechts een tussenstation. Bedrijfsjurist, yogaleraar, biologisch boerin, cateraar, romanschrijver. Alles is nog mogelijk met een stageverklaring op zak. Het doet me goed om te lezen dat het nieuwe kantoor Rutgers & Posch flexibel werken mogelijk gaat maken. Wellicht heeft dat als gevolg dat het advocatenvak weer voor langere tijd aantrekkelijk wordt.
Dat stagiaires in de serie een beetje worden geplaagd, daar kan ik meestal wel om lachen. Het gebeurt vaak met een knipoog. In het echt is het een stuk minder leuk en vooral erg flauw.
In de serie komt veel seks, spanning en romantiek voor. Dat klopt wel aardig met de praktijk. Ik ken geen advocaat die nooit in de verleiding is gekomen om iets te beginnen met een collega. Of ermee te trouwen.
Nu ben ik tot mijn eigen verbazing volledig in de ban geraakt van advocatenserie The good wife, genomineerd voor maar liefst 21 primetime Emmy Awards in de eerste drie seizoenen. Outline: een advocaatstagiaire moet na dertien jaar thuisblijfmoeder geweest te zijn (!) weer aan de bak, omdat haar man is aangeklaagd wegens vermeende corruptie en een seksschandaal. Geïnspireerd op waargebeurde verhalen. De zaken, het onderzoek, het gepassioneerd pleiten voor de rechter. En niet te vergeten: de broeierige sfeer tussen stagiaire Alicia Florrick en partner Will Gardner… Ik krijg bijna weer zin om te solliciteren bij een advocatenkantoor.