In de rubriek Mijn eerste pleidooi vertellen advocaten over de allereerste keer dat ze in de rechtbank het woord mochten voeren. Dit keer het verhaal van Daphne Gouweloos, wiens zenuwslopende rechtbankdebuut het nog altijd goed doet aan de lunchtafel.
Door Ronne Theunis
Daphne Gouweloos
Oprichter / partner WIJ advocaten, advocaat aansprakelijkheidsrecht
Beëdigingsdatum: 12 december 2000
De zaak
“Ik werkte nog maar kort als stagiaire op de sectie aansprakelijkheid- en verzekeringsrecht, toen een medewerker vroeg: ‘Kun jij morgen even naar de faillissementsrechter gaan om in deze zaak om aanhouding te vragen? Stelt niks voor hoor.’ Ik stond met mijn oren te klapperen: ik had géén idee wat aanhouding betekende. De medewerker legde uit dat het gewoon een chique woord voor uitstel was. Het was een pro-formazitting, de rechter zou me verder niets vragen en de tegenpartij zou niet aanwezig zijn. ‘Je staat zo weer buiten.’ Ok, dacht ik, dát moet wel lukken.
Ik ben opgegroeid met groot ontzag voor rechters. Mijn opa was advocaat en als kind ging ik eens met hem mee naar een zitting. Dat maakte veel indruk op me. Ik was uit volle overtuiging advocaat geworden, maar had even niet bedacht dat ik dan ook zelf zittingen moest gaan doen. Mijn hele eerste jaar als advocaat vond ik het afschuwelijk om naar de rechtbank te gaan, daar lag ik echt van wakker. Door de nonchalante vraag van deze medewerker brak het zweet me dan ook onmiddellijk uit. Het liefst wilde ik weigeren, maar dat was natuurlijk geen serieuze optie als stagaire.
De avond ervoor heb ik me ingelezen op ‘aanhouding’ en uitgezocht hoe het werkt in de rechtbank: waar moet ik me melden, waar vindt de zitting überhaupt plaats? De volgende dag pakte ik een toga uit de togakast op kantoor en vertrok in mijn eentje naar de rechtbank.”
Het pleidooi
“Toen ik op de gang mijn toga aantrok, kon ik wel door de grond zakken. Blijkbaar had ik er één meegenomen in maat XXL: ik verdronk erin. Wist ik veel dat er meerdere maten waren! Er was niets meer aan te doen, de zitting werd uitgeroepen en terwijl ik de zaal binnenliep, sleepte de onderkant van die megatoga achter me aan over de grond. Mijn handen zaten ergens bovenin mijn mouwen verstopt.
Tot mijn grote schrik stond daar toch de wederpartij. Tegen alle verwachtingen in maakte die bezwaar tegen de vordering en daarom richtte de rechter plotseling het woord tot mij: ‘Mevrouw Gouweloos, heeft u een steunvordering?’ Ik werd knalrood: ook van een steunvordering had ik nog nooit gehoord. Wat moest ik in hemelsnaam antwoorden?
Ik deed het eerste dat in me opkwam: ik vroeg om schorsing, zodat ik mijn collega kon bellen. Toen moest ik met die slepende toga en opgestroopte mouwen de rechtbank weer uitlopen, ik schaamde me kapot. Stond ik daar op de gang met mijn Nokiaatje. Mijn collega gaf me aan de telefoon een spoedcollege steunvordering en zei dat hij ermee bezig was.”
Reprimande
“Tegen de rechter zei ik daarna dat de steunvordering eraan kwam, en of hij ons dus aanhouding wilde verlenen. Dat wilde hij wel, maar niet zonder stevige reprimande: ‘Mevrouw Gouweloos, onthoudt u goed: géén steunvordering, géén faillissement. En kunt u dat ook even doorgeven aan uw kantoor?’ Wat een afgang. Het voelde als een soort ontgroening, waarschijnlijk was ik de zoveelste onervaren stagiaire die door een van de grote kantoren op pad werd gestuurd.
Uiteindelijk was mijn missie wél geslaagd: ik kwam met goed nieuws terug op kantoor. Daar heb ik meteen in geuren en kleuren over mijn martelgang verteld, blij dat het voorbij was.”
Evaluatie
“Ik vond het al vreselijk om naar de rechtbank te moeten en omdat ik niet genoeg van de zaak wist, had ik geen controle over de zitting. Sindsdien zorg ik er dus voor dat ik altijd goed voorbereid ben. Zenuwachtig voor een pleidooi ben ik nog steeds wel eens, maar dat is meer gezonde wedstrijdspanning. Als partner probeer ik ook altijd mee te gaan naar de eerste zitting van een nieuwe medewerker. En ik ben me ervan bewust dat een zaak die voor mij heel simpel lijkt, voor iemand anders toch spannend kan zijn.”
Togatrauma
“Wel heb ik een klein togatrauma ontwikkeld. Toen ik in 2011 met vijf andere advocaten een eigen kantoor begon, wilde ik dan ook per sé een eigen toga. Maar als startend kantoor vonden we het onzinnig om zes toga’s op maat te laten maken, daarom lieten we er één maken op onze gemiddelde lengte. Voor mij helaas toch nog iets te lang, maar geen XXL, gelukkig! Inmiddels hebben we toga’s in verschillende maten, dus nu grijp ik nooit meer mis.
Het verhaal van mijn mislukte zitting zorgt nog altijd voor hilariteit, zeker als ik laat zien hoe ik met die enorme sleep de rechtbank uit moest lopen. Toen ik wegging van mijn eerste kantoor, heb ik er met veel plezier aan gerefereerd in mijn afscheidsspeech. Die medewerker was ook heel leuk, het was geen doelbewuste actie om mij zo voor het blok te zetten. Daar in de rechtbank was ik héél ongelukkig, maar nu kan ik er hartelijk om lachen.”