Het door een advocaat inbrengen van een heimelijk observatierapport over een advocaat-stagiaire in een letselschadezaak is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar, ook al is de civiele rechter van oordeel dat er onvoldoende aanleiding was voor dat onderzoek. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden waaruit blijkt dat het rapport ‘evident in strijd met de geldende regels tot stand zou zijn gekomen,’ aldus de Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden in een vorige week gepubliceerde beslissing van december 2017.
De klaagster in deze zaak was op 8 februari 2001 betrokken bij een verkeersongeval. In augustus van hetzelfde jaar meldt ze zich ziek bij haar advocatenkantoor. Drie jaar later, in 2004, meldt ze aan haar verzekeraar dat ze gezondheidsklachten heeft die door een neuroloog zijn bestempeld als het zogenaamde post-whiplashsyndroom, als gevolg waarvan ze niet meer als advocaat kan werken.
Andere deskundigenonderzoeken volgen, met andere uitkomsten over de ernst en aard van de klachten van klaagster. De verzekeraar besluit na overleg met de eigen advocaat tot het instellen van een internetonderzoek, en – als dat niets oplevert – een persoonlijk onderzoek door een detectivebureau. Daarbij zou het gaan om de ‘allerlaatste mogelijkheid om de twijfelachtige verklaringen van klaagster met betrekking tot haar weekbesteding te kunnen verfiëren,’ aldus het detectivebureau.
In het observatierapport van het detectivebureau, geadresseerd aan de advocaat van de verzekeraar, wordt gesteld dat de advocate de boel heeft misleid. Zij zou helemaal niet beperkt zijn in haar doen en laten. De verzekeraar wil daarom niet betalen.
In een tussenvonnis in de nog altijd lopende letselschadezaak komt de rechtbank Noord-Holland tot de conclusie dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs. Volgens de rechtbank ‘valt niet in te zien dat Hertz (de verzekeraar, L.W.) niet op andere wijze dan door een belastend persoonlijk onderzoek, onderzoek had kunnen doen naar, dan wel bij klaagster nadere informatie had kunnen inwinnen over de aard en omvang van haar beperkingen.’ De inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer was volgens de rechtbank niet gerechtvaardigd.
De Raad van Discipline stelt dat deze civiele uitspraak niet maatgevend is voor het tuchtrechtelijke oordeel. ‘Voorts geldt dat, ook al zou op de wijze van verkrijging van een bewijsstuk, zoals het onderhavige onderzoeksrapport, het een en ander zijn aan te merken, dit nog niet betekent dat een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door dit stuk in een civiele procedure over te leggen,’ aldus de raad. Dat is alleen anders als blijkt van bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld als sprake is van een rapport dat ‘evident in strijd met de geldende regels tot stand is gekomen’. Daarvan is hier niet gebleken, stelt de raad.
Er speelt nog een andere kwestie. Vlak voor het observatieonderzoek vraagt de advocaat van de verzekeraar telefonisch om uitstel voor het indienen van de conclusie van antwoord wegens persoonlijke omstandigheden. De klaagster gaat daarmee akkoord, maar volgens haar blijk later dat het uitstel enkel is aangevraagd om het observatieonderzoek mogelijk te maken. Misleiding, aldus de klaagster.
De Raad van Discipline stelt dat zij niet kan vaststellen wat er in het telefoongesprek is gezegd, maar dat het op de weg van klaagster ligt om ‘haar (ernstige) beschuldiging aannemelijk te maken’. Daar is zij naar het oordeel van de Raad niet in geslaagd. ‘Dat betekent niet dat de raad meer waarde hecht aan de woorden van verweerster dan aan die van klaagster, maar dat er onvoldoende feiten zijn komen vast te staan om hier van de lezing van klaagster uit te gaan.’