Omdat de begrotingsprocedure van de Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken is afgeschaft, dienen geschillen over de hoogte van de declaratie door de burgerlijke rechter te worden beslist. Dat heeft het Hof Den Bosch op 16 februari bepaald. Dat ten tijde van het wijzen van het vonnis in eerste aanleg de begrotingsprocedure nog mogelijk was, maakt dit niet anders.
In eerste instantie werd de eis tot betaling van de rekening van het advocatenkantoor toegewezen, maar daarop stelt de cliënt dat de burgerlijke rechter helemaal niet bevoegd is. Volgens de cliënt moet de begrotingsprocedure uit de WBTZ worden gevolgd. De rechter geeft hem gelijk, en hij vernietigt het eerdere verstekvonnis waarin de cliënt werd veroordeeld tot betaling van de declaratie ter waarde van 4.599 euro.
Ten onrechte, stelt het Hof Den Bosch. ‘Nu de begrotingsprocedure is afgeschaft kan daaraan thans geen toepassing meer worden gegeven en dienen de geschillen over de hoogte van het loon van de advocaat door de burgerlijke rechter te worden beslist. Dit brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter in het incident – dat immers tot uitgangspunt neemt dat die procedure nog gevolgd kan worden en dat op de geschillen langs die weg beslist kan worden – niet in stand kan blijven.’
Door een stafjurist van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland West-Brabant was nog ingebracht dat de begrotingsprocedure nog mogelijk was ten tijde van het vonnis in eerste aanleg. Volgens het hof maakt dat de zaak niet anders. Een deskundige gaat nu uitzoeken of de declaratie van het kantoor door de beugel kan.