
In deze zaak staat het handelen van een advocaat in een faillissement centraal. De advocaat wordt twee verwijten gemaakt. Ten eerste zou hij de mogelijkheid van een schikking hebben laten lopen. Ten tweede heeft hij geen verlenging gevraagd van een termijn die door de curator was gesteld. Tot welk oordeel komt de rechtbank? En leidt een beroepsfout altijd tot toewijzing van de claim?
De zaak
De eiseres was hypotheekhouder van een landgoed dat toebehoorde aan een failliet bedrijf. In oktober 2018 heeft de advocaat namens eiseres met de curator gesprekken gevoerd om te onderzoeken of er een minnelijke regeling mogelijk was met het oog op de verkoop van het landgoed. In januari 2020 deed de curator een concreet voorstel voor een minnelijke regeling. Ook heeft de curator de eiseres een termijn gesteld van twee maanden waarbinnen eiseres als hypotheekhouder zelf het landgoed mocht verkopen.
De advocaat stuurde zowel het voorstel als de gestelde termijn door naar eiseres en besprak het voorstel met haar. Daarna ondernam hij echter geen actie meer: hij controleerde niet of de verkoop op tijd kon plaatsvinden en vroeg ook geen verlenging aan. Toen de termijn verstreek, heeft de curator de executieverkoop van het landgoed zelf uitgevoerd.
De eiseres stelt dat de advocaat twee beroepsfouten heeft begaan. In de eerste plaats heeft de advocaat de mogelijkheid tot een minnelijke regeling met de curator onvoldoende benut. In de tweede plaats heeft de advocaat ten onrechte niet tijdig gevraagd om verlenging van de door de curator gestelde termijn van twee maanden.
Het oordeel van de rechtbank
Voordat de rechtbank toekomt aan een beoordeling van de twee verwijten, stelt de rechtbank eerst vast dat de advocaat betrokken was bij het insolventietraject. Het door de advocaat gevoerde verweer dat hij niets te maken had met dit traject en hem dus geen verwijt te maken valt, gaat om die reden niet op.
Over het eerste verwijt, het mislopen van de schikkingsmogelijkheid, oordeelde de rechtbank dat de advocaat juist had gehandeld: hij had het voorstel van de curator tijdig doorgegeven en besproken.
Daarentegen leverde het niet tijdig reageren op de door de curator gestelde termijn om zelf het landgoed te verkopen, wél een beroepsfout op. De rechtbank concludeert dat de advocaat de eiseres had moeten wijzen op het verstrijken van de termijn en haar had moeten adviseren om verlenging te vragen. Ondanks dat de rechtbank oordeelt dat dit tweede verwijt van eiseres gegrond is, wordt de vordering tóch afgewezen. De rechtbank oordeelt namelijk dat ook al zou de advocaat dit advies hebben gegeven, het niet waarschijnlijk was dat de curator had ingestemd met verlenging van de termijn. Daarmee ontbreekt het causaal verband tussen de fout en de gestelde schade en ontspringt de advocaat de dans.
Les voor de praktijk
De uitspraak is om een aantal redenen interessant. In de eerste plaats omdat de uitspraak laat zien dat als je als advocaat op een onderwerp geen rol wil spelen (zoals in dit geval bij het faillissementstraject) dit ondubbelzinnig aan de klant moet worden duidelijk gemaakt. Als je dit niet goed doet maar wel met de klant over dit onderwerp praat, dan neem je een zorgplicht op je en kan je dat worden verweten. Daarnaast laat de uitspraak nog maar eens zien dat een beroepsfout niet altijd tot toewijzing van een claim leidt. Het is dus altijd van cruciaal belang om te onderzoeken of de fout wel tot de schade heeft geleid. Is dat niet zo, dan ontbreekt het causaal verband en zal van aansprakelijkheid geen sprake zijn.
Bronnen: Rechtbank Rotterdam 25 juni 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:7558
Meer weten over verzekeringen voor advocaten?
Maak kennis met Erik
Onze doelgroep werkt binnen een streng gereguleerde omgeving. Dankzij onze kennis van wet- en regelgeving kunnen wij verzekeringsoplossingen bieden die aansluiten op de wettelijke eisen.