De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) presenteert een nieuw, op eigen initiatief uitgebracht advies aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de grondslagen van kindvriendelijke juridische procedures in het civiele familie- en jeugdrecht. Daarin schetst de RSJ een stevig normatief kader dat rechtspraak en ketenpartners dwingt hun omgang met kinderen fundamenteel te herzien.
Eigenstandig RSJ-advies als normatief kompas
In het advies richt de RSJ zich op procedures die kinderen raken in het civiele familie- en jeugdrecht, zoals echtscheidings-, omgangs- en jeugdbeschermingszaken, en benadrukt dat kindvriendelijkheid alleen bereikt wordt als organisaties handelen vanuit intrinsieke motivatie in plaats van instrumentele afvinklogica. De Raad verbindt het Nederlandse stelsel expliciet aan artikel 12 IVRK, het Lundy‑model en de Guidelines on Child-friendly Justice van de Raad van Europa, waarin het kind wordt erkend als autonoom rechtssubject met een eigen vertel- en hoorrecht en een groeiend recht op inspraak.
Deze internationale kaders vertalen zich in een reeks concrete verplichtingen: passende voorbereiding van het kind, een veilige en niet‑intimiderende hoorsetting, serieuze weging van de mening van het kind in de besluitvorming, begrijpelijke terugkoppeling én effectieve toegang tot bezwaar- en klachtenprocedures als het hoorrecht wordt geschonden. Daarmee benadrukt de RSJ dat horen geen procedureel ritueel is, maar een middel om kinderrechten werkelijk te effectueren.
Zes grondslagen voor de procespraktijk
Voor de Nederlandse praktijk formuleert de RSJ zes grondslagen: adequate informatievoorziening, toegang tot steunfiguren, aanpassing van de fysieke setting, het meewegen van de stem van het kind, kindvriendelijke terugkoppeling en specialisatie van professionals. Kinderen moeten in begrijpelijke taal en op hun ontwikkelingsniveau worden geïnformeerd over het hoorrecht, de aard van de procedure, mogelijke beslissingen en de gevolgen daarvan, bij voorkeur persoonlijk, omdat dit stress reduceert en de kwaliteit van hun inbreng vergroot.
Opvallend is de nadruk op steunfiguren: door het kind gekozen of uit het professionele netwerk, die continuïteit en emotionele steun bieden, maar waarvoor nu een helder wettelijk en praktisch kader ontbreekt. De RSJ pleit bovendien voor een bewust kindvriendelijke setting van het kindgesprek – geen toga, beperkte aanwezigheid van volwassenen, een gelijkwaardige opstelling – om te voorkomen dat de procedure zelf het kind intimideert.
Oproep aan de praktijk en wetgever
De Raad onderstreept dat de mening van het kind zichtbaar moet terugkomen in de motivering, zonder de schijn te wekken dat het kind de beslissing “draagt”, juist om loyaliteitsconflicten bij scheiding te voorkomen. Kindvriendelijke, op het kind gerichte uitleg in uitspraken en expliciete terugkoppeling over wat met de mening is gedaan, zijn volgens de RSJ essentieel om te voorkomen dat horen een lege huls blijft.
Cruciaal is de rol van gespecialiseerde, goed getrainde professionals met voldoende tijd om een vertrouwensrelatie op te bouwen, omdat gebrek aan vaardigheden en tijd een structurele barrière voor kinderparticipatie vormt. De RSJ roept de Rijksoverheid op snel de regie te nemen bij het creëren van randvoorwaarden en het uniformeren van beleid en praktijk, zodat kindvriendelijke procedures niet langer afhankelijk zijn van lokale willekeur.






