
De Hoge Raad heeft bepaald dat studiekosten voor de verplichte Beroepsopleiding Advocatuur volledig door het advocatenkantoor moeten worden betaald en niet op de advocaat-stagiair mogen worden verhaald. Een beding in de arbeidsovereenkomst dat de stagiair opdraagt (een deel van) deze kosten te betalen, is daarom nietig.
De uitspraak kwam naar aanleiding van een conflict tussen een advocatenkantoor en een advocaat-stagiaire. De stagiair was op staande voet ontslagen na het herhaaldelijk niet opvolgen van redelijke instructies van haar werkgever. Het kantoor eiste vervolgens, op basis van een studiekostenbeding, dat de kosten van haar beroepsopleiding aan het kantoor werden terugbetaald.
De rechtbank Rotterdam stelde de advocaat-stagiaire begin 2024 in het gelijk en verklaarde het studiekostenbeding ongeldig, omdat het om een noodzakelijke opleiding voor haar functie ging. Het geschil kwam later voor het gerechtshof Den Haag, waar prejudiciële vragen aan de Hoge Raad werden gesteld. De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) voegde zich bij deze procedure vanwege het belang voor de gehele beroepsgroep.
Advocaat-generaal Drijber adviseerde dat een beding waarmee de kosten voor de beroepsopleiding op de stagiair worden verhaald, nietig is en dat deze kosten door de werkgever betaald moeten worden. De Hoge Raad onderschrijft dit advies en wijst op de wettelijke verplichting voor werkgevers om scholing die noodzakelijk is voor de functie van hun werknemers, kosteloos aan te bieden. Voor de Beroepsopleiding Advocatuur betekent dit dat het advocatenkantoor de ca. 13.500 euro exclusief btw aan opleidingskosten moet betalen.
Kosten voor permanente opleiding
Op verzoek van de NOvA heeft de Hoge Raad zich ook uitgesproken over de kosten voor verplichte permanente opleiding van advocaten. Het behalen van opleidingspunten is vereist voor de uitoefening van het beroep; deze kosten dienen volgens de Hoge Raad eveneens door de werkgever gedragen te worden.