Als strafrechtadvocaat, Eerste Kamerlid én hoogleraar heeft Britta Böhler het altijd gedurfd stelling te nemen. Ze werd ermee bekend in een aantal spraakmakende zaken, waarin ze de verdediging opnam voor mensen waar de maatschappij weinig sympathie voor had.
Fotografie: Fred Libochant
Haar veelzijdige oeuvre kenmerkt zich dan ook door het motto ‘You can save the world, one case at a time.’ De wereld veranderen wil ze nog steeds, nu ook als schrijfster.
Van spraakmakende zaken en verborgen processen tot de jacht van een gepensioneerde advocaat op gestolen kunst. Het vertellen van verhalen is altijd een rode draad geweest in het werk van Britta Böhler. Al ver voordat ze twee romans, drie detectives en drie non-fictie boeken uitgaf, was het onderdeel van haar werk als strafrechtadvocaat, vertelt ze. “Een advocaat is in zekere zin ook een verhalenverteller. Niet dat je dingen verzint, maar je vertelt het verhaal van je cliënt en probeert dat over te brengen aan anderen, in dit geval de rechter. Je maakt een juridische slag van iets wat in de werkelijkheid is gebeurd.”
Diplomatieke dienst
Dat was overigens niet de reden om in 1979 te gaan studeren aan de Albert-Ludwigs Universität in haar geboorteplaats Freiburg in het Zwarte Woud. “Ik ben rechten gaan studeren omdat ik een beetje het naïeve idee had om de diplomatieke dienst in te gaan en vanuit daar de wereldorde helemaal te herbouwen.”
Het duurde nog tot haar Referendariat, voordat ze haar passie voor strafrecht ontdekte. In deze verplichte stageperiode werkte ze onder meer bij een strafrechtadvocaat. “Daar zag ik hoe mooi het vak kan zijn. Er zat verder geen grootse gedachte achter, maar uiteindelijk ben ik afgestapt van het idee om de diplomatieke dienst in te gaan. Ik wilde me specialiseren op zaken rond witteboordencriminaliteit en ben eerst twee jaar als fiscalist gaan werken bij KPMG om gewoon de fiscale kant beter te leren kennen.”
In 1989 startte ze als advocaat ondernemingsrecht bij advocatenkantoor Peat Marwick in Frankfurt. In de Verenigde Staten leerde ze Victor Koppe kennen, met wie ze trouwde. Samen met hem verhuisde ze in 1992 naar Nederland. Op zoek naar een internationaal advocatenkantoor kwam ze bij Loeff Claeys Verbeke terecht.
Mensenrechten en bescherming van het individu
In 1994 kwam er een omslag in haar carrière. Haar maatschappelijke betrokkenheid kreeg een boost tijdens een reis naar Zuid-Afrika. “Ik ben een maand mee geweest op een mensenrechtenmissie, vlak voor de eerste vrije verkiezingen. Dat was voor mij echt een wake-up call. Het land en de mensen inspireerden mij. Ik wilde in mijn werk echt iets gaan doen met mensenrechten en de bescherming van het individu. Dat idee sluimerde al langer, maar het bezoek aan Zuid-Afrika was zeg maar de laatste druppel.”
Terug in Nederland maakte ze daarom hetzelfde jaar nog de overstap naar de meer maatschappelijk betrokken advocatuur en naar een nieuw kantoor, Prakken d’Oliveira Human Rights Lawyers. “Ik voerde een aantal gesprekken met Ties Prakken. Haar houding was duidelijk: wij doen politieke zaken. Wij beschouwen onszelf als advocaten die niet zomaar zaken doen. Er zit altijd een politieke doelstelling achter. We willen de wereld verbeteren. Dat paste helemaal bij mij en daarom maakte ik de overstap naar het kantoor van Ties.” In 1995 werd Böhler er partner.
Politieke advocaat
Sindsdien wordt Böhler vaak omschreven als politiek advocaat, een term die ze niet altijd geschikt vindt. “Het wekt allerlei associaties op die er helemaal niet zijn. Het ging er meer om dat wij het recht ook als middel zagen om iets te verbeteren in de wereld. Dat je niet alleen maar jurist bent voor de juridische inhoud, maar ook omdat het recht in een rechtsstaat nou eenmaal een middel is om de maatschappij vorm te geven.”
Vanuit dat idealisme heeft Böhler een aantal grote politieke zaken gedaan. Als advocaat verdedigde ze onder meer PKK-leider Abdullah Öcalan, Volkert van der Graaf en leden van de Hofstadgroep. Ze nam, op initiatief van Maarten Mourik, de zaak op tegen Jorge Zorreguieta, toen hij in Nederland de bruiloft van zijn dochter Máxima met Willem-Alexander wilde bijwonen. Verder stond ze als raadsvrouw Ayaan Hirsi Ali bij in de kwestie rondom haar Nederlandse nationaliteit.
De Oeuvre Award wordt toegekend aan een doorgewinterde, ervaren jurist, die iets bijzonders heeft betekend voor het juridische vak. Gegadigden voor de prijs moeten minstens twintig jaar ervaring hebben. Winnaars van eerdere edities zijn het advocatenduo Anker en Anker, Roger Cox en Michiel Scheltema.
Hoe paste het bijstaan van terrorisme- en moordverdachten bij haar idealisme? “De gedachte daarbij is dat, wat je ook eventueel hebt gedaan, je gewoon recht hebt op bescherming van het recht. Als advocaat ga je niet de eventuele daad vergoelijken, maar je beschermt de verdachte tegen een onrechtmatig systeem. Daarbij geldt het fair trial beginsel: iedereen moet de bescherming kunnen genieten die het recht biedt. In theorie zeggen we wel dat iedereen recht heeft op verdediging, maar als puntje bij paaltje
komt, geldt dat bij bepaalde mensen ineens niet meer zo. Mensen vinden dan dat die bepaalde mensen geen recht hebben op een fatsoenlijke behandeling.
Niet in de gevangenis, maar ook niet in de rechtszaal. Dat was bijvoorbeeld zo bij Volkert van de Graaf. Dat was nou precies waar ik voor wilde vechten. Het recht geldt voor iedereen. Dat was en is mijn politieke opvatting. Ook bij terrorisme mag je de rechten van mensen niet beperken, wat je wel zag gebeuren op een gegeven moment na 9-11. Het was dus een logische consequentie dat ik dan ook zo’n zaak ging doen.”
Als politiek advocate heeft ze een heel ander pad bewandeld dan het algemene beeld dat vaak bestaat van advocaten, mede bepaald door mensen als Bram Moszkowicz. “Ik heb veel zaken gedaan, waarbij de mensen geen eigen middelen hadden, waarbij ik door de Staat ben betaald. Ik ben blij dat dit systeem bestaat in Nederland, maar rijk word je er als advocaat niet van. Het idee bestaat dat advocaten die grote zaken doen enorm rijk worden. Zo werkt dat niet. Je wordt er wel bekend en beroemd mee.”
Dat is ook de reden dat de zaak van Öcalan haar achteraf het meest van alle zaken is bijgebleven. “Je wordt opeens in de spotlight gezet en bent opeens een bekende Nederlander. Omdat het de eerste keer is dat je zoiets meemaakt, blijft dat natuurlijk gewoon in je geheugen gegrift.”
Grotere lijnen
Terugkijkend vindt ze dat ze is geslaagd om haar cliënten de bescherming van het recht te bieden. “Binnen het systeem waarin we werken, ben ik erin geslaagd. Alleen dat systeem is natuurlijk niet vlekkeloos”, zegt ze. “In heel wat opzichten deugt het systeem überhaupt niet. Onze maatschappij is toch vormgegeven door kapitalisme, imperialisme, kolonialisme.”
Ze wijst op een poster van de dochter van Marx, die achter haar hangt bij haar boekenkast. Nog steeds wil ze de wereld veranderen. “Ik ben niet revolutionair, maar hou me nu als hoogleraar en schrijfster meer bezig met de wat grotere lijnen. Ik moet onderkennen dat ons systeem in het Westen gewoon niet deugt. Heel veel mensen leven in armoede. De vrouwen zijn nog steeds niet gelijkgesteld, op welke manier je ook kijkt en je hebt heel wat mensen die discriminatie ondervinden.”
Nu ze niet meer als advocaat werkt, is ze geen onderdeel meer van het systeem, gaat ze verder. “Daarom kan ik ook wel een beetje verder kijken naar wat er eventueel niet deugt. Ik hou me momenteel ook heel erg bezig met de discriminatie van zwarte mensen.” Ze wijst naar een boek op haar boekenplank, Viral Justice, van Ruha Benjamin. “Veel mensen hebben nog steeds last van alles wat wij als witte bevolking in de geschiedenis hebben misdaan. Daar moet meer besef voor komen, vind ik.”
Eerste Kamer
Haar werk leverde haar de nodige prijzen op. In 2003 won ze de Dekenprijs voor de beste Amsterdamse advocaat en in 2005 kreeg ze de Clara Meijer-Wichmann penning, die jaarlijks wordt uitgereikt aan een persoon die een bijzondere erkenning verdient voor zijn of haar inzet voor de verdediging van de mensenrechten. Toch besloot ze in 2010 een punt te zetten achter haar carrière als advocaat en namens GroenLinks de politiek in te gaan als senator in de Eerste Kamer. Daarvoor moest ze de Nederlandse nationaliteit aannemen. “Na 25 jaar wilde ik gewoon iets anders doen. Ik wilde de andere kant van het recht kennen. Daarom maakte ik een uitstap naar de politiek. Dat vond ik leuk, maar het was niet iets wat ik wilde blijven doen. Ik wist meteen dat ik na die eerste termijn niet verder zou gaan. Ik vond het politieke bedrijf te afhankelijk van de waan van de dag. Het was mij absoluut niet inhoudelijk genoeg, zelfs niet in de Eerste Kamer.”
Hoogleraarschap
Op 1 januari 2012 werd Böhler bijzonder hoogleraar in advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). “Dat kwam op mijn pad. Ik vond het leuk om met jonge mensen te werken, om de volgende generatie iets te leren over de advocatuur.” Het deeltijdwerk als hoogleraar paste bij een andere ambitie die ze sinds 2004 had ontdekt: het schrijven. Spijt dat ze is gestopt als advocaat heeft ze nooit gehad. “Ik heb echt heel lang gedaan om die beslissing te nemen. Het was geen spontane opwelling.”
Momenteel werkt ze nog als hoogleraar advocatuur en ethiek in Maastricht, en als lid van het College voor de Rechten van de Mens in Utrecht. “Ik ben natuurlijk niet meer in de fase van carrière maken, meer in de fase van terugkijken en wat ik nog wil doen. Mijn passie ligt nu heel erg bij boeken schrijven. Dat is
echt een belangrijk onderdeel van mijn werk geworden.”
Mondige cliënten
Is het strafrecht veel veranderd de afgelopen 25 jaar? Het beeld dat het vak gevaarlijker is geworden door bedreigingen en geweld, wuift ze weg. Zelf heeft ze ook het nodige meegemaakt, zo had ze zelfs beveiliging tijdens de zaak van Öcalan. “Geweld tegen advocaten is nooit goed te praten. Gelukkig doen de meeste advocaten nog gewoon in alle stilte hun werk voor hun cliënten. Wat wel is veranderd, volgens mij, is dat de cliënten veel mondiger zijn in vergelijking met twintig jaar geleden. Je bent niet langer als het ware de notabele, waar de client automatisch naar luistert. Nu komen cliënten bij je nadat ze eerst zelf drie uur hebben zitten googlen, en denken te weten wat hun rechten zijn.”
Ook de komst van nieuwe technologieën verandert het vak, denkt ze. “Wat voor invloed heeft artificial intelligence (AI) op de advocatuur? Hoeveel werk kan worden gedaan door een computer? Wat heeft dat voor implicaties voor de ethiek van de advocaat? Dat zijn volgens mij veel meer de fundamentele veranderingen van het beroep dan de downfall van een Bram Moszkowicz, de moord op Derk Wiersum of de arrestatie van een Inez Weski, waarbij ik helemaal niet weet of zij uiteindelijk veroordeeld zou worden.”
Ze wil dan ook jonge advocaten meegeven vooral door te gaan met de advocatuur. Daarbij heeft ze wel een boodschap voor ze, die ze ook regelmatig meegeeft aan haar studenten in Maastricht. “Als je echt een goede advocaat wil zijn, zowel tijdens je opleiding, als later tijdens je werk, zorg er dan voor dat je ook met andere dingen bezig bent dan met het recht. De beste advocaten zijn niet de advocaten die na werktijd alleen maar op de bank jurisprudentie zitten te lezen. Ga iets anders doen, bijvoorbeeld iets met kunst, schrijven of ga sterrenkijken. Je zult merken dat daardoor je juridisch werk wordt verrijkt, juist omdat het je soms net even een andere invalshoek oplevert. Ik ben er absoluut van overtuigd dat je zo een betere advocaat wordt. Zo kun je beter de verhalen vertellen van je client. ”
Die verhalen blijft Böhler voorlopig zelf ook nog vertellen. Momenteel werkt ze alweer aan een nieuw nonfictieboek.
Uitgebreide interviews en portretten van alle Gouden Zandlopers-genomineerden kunt u lezen in de nieuwste editie van Advocatie Magazine, dat grotendeels in het teken staat van de awardshow. Klik op de cover om het magazine te lezen.