Een voormalig raadsheer van het gerechtshof Den Haag wordt strafrechtelijk vervolgd op verdenking van valsheid in geschrifte. Volgens het Openbaar Ministerie heeft hij tientallen arresten en processen-verbaal onjuist opgesteld, waarmee hij de indruk wekte dat zittingen door drie rechters waren gehouden, terwijl hij alleen handelde.
Onderzoek na interne melding
De zaak kwam begin 2024 aan het licht na een interne melding bij het gerechtshof Den Haag. De raadsheer werd vervolgens door het hof op non-actief gesteld. De Raad voor de rechtspraak stelde een onderzoek in, waarna het bestuur van het hof aangifte deed. Conform de gebruikelijke procedure bij verdenkingen tegen rechterlijke ambtenaren verwees de Hoge Raad de zaak naar het parket in Limburg. De Rijksrecherche voerde onder leiding van een Limburgse officier van justitie het onderzoek uit.
Uit dat onderzoek blijkt volgens het OM dat de oud-raadsheer in 2022 en 2023 ongeveer veertig vonnissen en processen-verbaal heeft vervalst. In de stukken zou hij hebben laten lijken alsof rolzittingen werden gehouden in aanwezigheid van drie raadsheren, terwijl hij deze alleen afdeed. Er is geen bewijs gevonden dat anderen bij de vervalsingen betrokken waren.
Ernstige aantasting van vertrouwen
Hoewel het ging om niet-inhoudelijke zittingen, beschouwt het OM de gang van zaken als ernstig. “Rechtszoekenden moeten ervan uit kunnen gaan dat door rechters opgestelde stukken overeenkomen met de waarheid,” aldus het OM. De vermoedens van valsheid raken volgens het ministerie direct aan de integriteit van de rechtspraak. Om die reden is besloten de zaak openbaar te behandelen.
Over de beweegredenen van de voormalig raadsheer is vooralsnog niets bekendgemaakt. Uit het onderzoek is niet gebleken dat hij persoonlijk voordeel heeft gehad bij zijn handelen. Wel heeft het gerechtshof Den Haag door de werkwijze van de raadsheer circa 110.000 euro te veel aan vergoedingen ontvangen. Voor zittingen van een meervoudige kamer ontvangen rechtbanken een hogere vergoeding dan voor enkelvoudige zaken. Het te veel uitgekeerde bedrag is inmiddels door het hof terugbetaald aan de Raad voor de rechtspraak.
Daags na de bekendmaking van de vervolgingsbeslissing meldde de Rechtspraak dat PwC het door haar gevraagde onderzoek heeft afgerond. Daaruit blijkt dat de werkwijze van de Haagse raadsheer zeer waarschijnlijk niet ook bij andere gerechtshoven is toegepast.









