De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) adviseert om af te zien van de voorgestelde strafbaarstelling van zelfbevrijding uit detentie en onttrekking aan elektronisch toezicht. Volgens de RSJ zijn de plannen wel legitiem, maar niet gerechtvaardigd wanneer zij worden getoetst aan subsidiariteit, proportionaliteit en effectiviteit.
De RSJ is gevraagd te adviseren over een wetsvoorstel dat zelfbevrijding uit penitentiaire inrichtingen, tbs-klinieken en justitiële jeugdinrichtingen, evenals onttrekking aan elektronisch toezicht, zelfstandig strafbaar stelt. Het voorstel introduceert nieuwe strafbepalingen in de Pbw, Bvt en Bjj, met gevangenisstraffen tot vier jaar voor volwassenen en tot zes maanden voor jeugdigen, en een aparte strafbaarstelling in het Wetboek van Strafrecht voor het opzettelijk saboteren van elektronisch toezicht, zoals het doorknippen of niet opladen van een enkelband.
Drempel- en begrenzingscriteria
De RSJ erkent dat aan de zogeheten drempelcriteria voor strafbaarstelling is voldaan: zelfbevrijding en onttrekking aan elektronisch toezicht zijn onrechtmatig, kunnen schade veroorzaken en ondermijnen het gezag van de overheid. Daarmee zijn de voorgenomen strafbaarstellingen in beginsel legitiem, omdat zij een norm bevestigen dat rechterlijke beslissingen moeten worden gerespecteerd en de tenuitvoerlegging van sancties niet mag worden doorkruist.
Beslissend zijn voor de RSJ echter de begrenzende criteria: subsidiariteit, proportionaliteit en effectiviteit. Het strafrecht mag slechts als ultimum remedium worden ingezet, moet in verhouding staan tot de ernst en verwijtbaarheid van het gedrag en bovendien een reëel effect hebben, bijvoorbeeld in de vorm van een afschrikwekkende werking.
Voldoende alternatieven en beperkt effect
Ten aanzien van zelfbevrijding wijst de RSJ op het zeer lage aantal ontsnappingen en de al getroffen beveiligingsmaatregelen, zoals strengere regimes, betere infrastructuur en intensiever toezicht. Daarbovenop bestaan nu al disciplinaire sancties, strafverzwarende consequenties bij bijkomende delicten en individuele maatregelen zoals plaatsing in een zwaarder beveiligde inrichting, waardoor volgens de RSJ niet wordt voldaan aan het subsidiariteitsbeginsel.
Ook proportionaliteit en effectiviteit schieten volgens de RSJ tekort. Minder ernstige vormen van zelfbevrijding laten zich moeilijk rechtvaardigen met een algemene, zelfstandige strafbaarstelling, terwijl onderzoek uit landen waar ontsnapping al strafbaar is geen duidelijk afschrikwekkend effect laat zien. Bovendien betwijfelt de RSJ of het Openbaar Ministerie in de praktijk veel zaken zal vervolgen, juist omdat er al andere reactiemogelijkheden bestaan.
Voor de strafbaarstelling van onttrekking aan elektronisch toezicht geldt volgens de RSJ hetzelfde beoordelingskader. Reclassering en justitie beschikken al over een palet aan reacties, variërend van waarschuwingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen, herroeping van vrijheden en terugplaatsing in detentie, die inherent zijn aan de modaliteiten waarbij elektronisch toezicht wordt opgelegd. Extra strafbaarstelling zou leiden tot disproportionele cumulatie van sancties en roept bovendien bewijsproblemen op rond het vereiste opzet, bijvoorbeeld wanneer een enkelband niet is opgeladen.
Tot slot zet de RSJ wetssystematische vraagtekens bij de plaatsing van de nieuwe delicten in de beginselenwetten en wijst zij op een onjuiste strafmodaliteit voor jeugdigen; als toch wordt genormeerd, dan bij voorkeur in het Wetboek van Strafrecht met jeugddetentie in plaats van gevangenisstraf. De RSJ besluit met vier aanbevelingen: stel zelfbevrijding uit inrichtingen, zelfbevrijding tijdens verlof en onttrekking aan elektronisch toezicht niet strafbaar, en kies, als toch wordt genormeerd, voor plaatsing van de strafbaarstelling van zelfbevrijding in het Wetboek van Strafrecht.






