
Een advocaat brengt zijn cliënte duizenden euro’s in rekening terwijl hij haar op toevoegingsbasis bijstaat. Als zij haar geld terugvraagt, wordt de kuil die de advocaat voor zichzelf graaft alleen maar dieper, totdat hij geen kant meer op kan.
De cliënte is verwikkeld in een echtscheidingszaak waarvoor ze een advocaat nodig heeft. Ze vindt een advocaat die haar op toevoegingsbasis bijstaat en betaalt hem een eigen bijdrage van 984 euro. Tot zo ver business as usual. Ronduit ongebruikelijk is dat de advocaat haar vervolgens een honorarium op uurbasis in rekening brengt voor een totaalbedrag van ruim achtduizend euro. Als de cliënte in zijn ogen niet snel genoeg betaalt, schroomt de advocaat niet om haar een aanmaning te sturen.
Tegen de zin van de advocaat houdt de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging in stand. De cliënte vraagt daarop haar geld terug. De advocaat weigert het betaalde bedrag terug te storten.
Als de vrouw een klacht indient over haar advocaat, blijken er plotseling twee versies van de declaraties in omloop te zijn. De ene versie, in bezit van de cliënt, sommeert betaling binnen veertien dagen. Maar op de versie die de advocaat presenteert, staat dat er moeten worden betaald binnen veertien dagen nadat de Raad voor Rechtsbijstand de toevoeging intrekt. Volgens hem heeft de cliënte vrijwillig betalingen gedaan, om het uiteindelijke bedrag een beetje te kunnen spreiden.
Onderzoek naar declaraties
Voor de deken is het onmogelijk vast te stellen wie van de twee heeft zitten rommelen met de originele declaratie. Dat betekent niet dat de zaak met een sisser afloopt. Want hij had om te beginnen geen honorarium in rekening mogen brengen in een toevoegingszaak, noch had hij de al dan niet vrijwillige betalingen mogen accepteren. Laat staan dat hij het herhaalde verzoek om terugbetaling had mogen negeren.
Maar er verschijnen voor de advocaat nog meer donkere wolken samen aan de horizon. De deken besluit te laten onderzoeken welke declaraties de originele zijn. Zijn cliënte doet ondertussen aangifte tegen hem wegens valsheid in geschrifte. De advocaat doet een stapje verder op de escalatieladder en doet aangifte van valsheid in geschrifte en van het doen van een valse aangifte.
Ondertussen zet een forensisch deskundige zijn tanden in de zaak. Daaruit blijkt dat de declaraties die door de cliënte zijn ingebracht authentiek zijn. Volgens de deken heeft de advocaat dan ook niet alleen tuchtrechtelijk, maar ook strafrechtelijk laakbaar gehandeld.
Raad van Discipline
Dat de advocaat geen honorarium in rekening had mogen brengen, laat staan mogen weigeren om dit terug te betalen, staat voor de Raad van Discipline als een paal boven water. Hiermee heeft de advocaat gehandeld in strijd met gedragsregel 18 lid 2.
Of de advocaat ook strafrechtelijk uit de bocht is gevlogen, valt buiten de bevoegdheden van de Raad. Maar de Raad mag zich wel buigen over het feit dat de advocaat de deken heeft voorgelogen over de door hem aangepaste declaraties. Vervolgens heeft hij zijn cliënte beschuldigd van het in haar voordeel bewerken van de declaraties en heeft hij zelfs aangifte tegen haar gedaan. De advocaat heeft de kernwaarde (financiële) integriteit langdurig en meerdere malen op zeer ernstige wijze geschonden, zo oordeelt de Raad. Dat heeft een enorme negatieve impact gehad op zijn cliënte, maar heeft ook het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad.
Het strekt bepaald niet tot zijn voordeel dat hij al een tuchtrechtelijk verleden heeft. De Raad komt dan ook tot het oordeel dat deze advocaat niet thuis hoort in de advocatuur en dat de maatregel van schrapping van het tableau de enige passende maatregel is.
Raad van Discipline ‘s-Hertogenbosch, 28 april 2025 | ECLI:NL:TADRSHE:2025:67