
Volgens de Algemene Rekenkamer zullen de problemen met lange doorlooptijden in de strafrechtketen nooit worden opgelost als het ministerie van Justitie en Veiligheid de coördinatie niet aanpakt. Henk Naves, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak wil de regie niet uit handen geven.
De Algemene Rekenkamer deed onderzoek naar het Jaarverslag 2024 en de bedrijfsvoering van het ministerie van Justitie en Veiligheid en kwam daarbij een aantal hardnekkige knelpunten tegen. Zo wordt bijna 20 procent van de slachtoffers niet goed geïnformeerd, moeten burgers veel te lang wachten op de afhandeling van hun strafzaak en zijn er minimaal 867 vonnissen van strafrechters op de verkeerde naam gesteld. Dit kan gebeuren door bijvoorbeeld identiteitsfraude of invoerfouten.
Het gaat daarbij ook nog eens lang niet altijd om kleine vergrijpen. In 141 zaken gaat het om ernstige feiten zoals levens-, zeden- en drugsdelicten, terroristische misdrijven en geweldsmisdrijven, aldus de Rekenkamer.
Vinger op de zere plek
Volgens Naves legt de Algemene Rekenkamer de vinger op de zere plek. “De analyse van de Rekenkamer is grondig en legt bloot waar verbeteringen nodig zijn.” Maar over wie de regie moet nemen over die verbeteringen, verschilt Naves duidelijk van mening met de Algemene Rekenkamer.
In het Verantwoordingsonderzoek 2024 schrijft de Algemene Rekenkamer: “De minister stelt zich terughoudend op, terwijl de strafrechtketen juist gebaat is bij duidelijke sturing en toezicht op de bedrijfsvoering. Doelen moeten op elkaar worden afgestemd, definities moeten hetzelfde zijn, werkprocessen moeten op elkaar aansluiten, het proces moet voorspelbaar en planbaar zijn. In het belang van de burger is deze coördinatie nodig. Zonder coördinatie worden de problemen nooit opgelost en blijven de doorlooptijden te lang.”
Scheiding der machten
Dat daarbij omzichtig moet worden gehandeld, beseffen de onderzoekers ook. “De minister van JenV kan vanzelfsprekend geen inhoudelijke aanwijzingen geven aan de Rechtspraak. De rechtsprekende macht is immers onafhankelijk van de wetgevende macht en de uitvoerende macht (trias politica). Wel mag de minister aanwijzingen geven aan de Raad voor de rechtspraak als het gaat om bedrijfsvoering.”
De Raad voor de rechtspraak ziet dat anders en benadrukt in een reactie de onafhankelijke positie die de rechtspraak heeft in het Nederlandse staatsbestel. Daaruit volgt een bijzondere eigen verantwoordelijkheid om bedrijfsvoering en doorlooptijden aan te pakken. Bij deze staatsrechtelijke positie past volgens de Raad niet de aanbeveling van de Rekenkamer om de minister per aanwijzing de Rechtspraak aan te laten sturen. Naves: “Het weghalen van de regie bij de Rechtspraak past niet bij de scheiding der machten en draagt daarnaast ook niet bij aan oplossingen.”
Samenwerking
Naves zegt dat de partijen in de strafrechtketen zeer wel in staat zijn om zelf met oplossingen te komen. “De samenwerking is er al, iedereen weet voor welke opgave we staan en is doordrongen van de maatschappelijke noodzaak. Voor de Rechtspraak geldt dat we moeten nadenken over hoe we ons tekort aan rechters over de verschillende rechtsgebieden heen mogelijk anders verdelen. Bijvoorbeeld met meer capaciteit op strafzaken die een hogere prioriteit hebben zodat ze sneller kunnen worden behandeld.”