
De Nederlandse orde van advocaten (NOvA) adviseert negatief over het wetsvoorstel ‘Aanscherping taakstrafverbod’. Volgens de orde beperkt het voorstel de rechterlijke vrijheid en biedt het onvoldoende ruimte voor maatwerk.
Grenzen aan de rechterlijke vrijheid
De NOvA roept demissionair minister van Justitie en Veiligheid Foort van Oosten op om het wetsvoorstel in zijn huidige vorm niet aan de Tweede Kamer aan te bieden. Het voorstel heeft tot doel geweld tegen politie, brandweer en zorgverleners steviger te bestraffen, maar volgens de advocatenorde schiet het zijn doel voorbij. Het wetsvoorstel breidt artikel 22b Sr uit, zodat bij mishandeling van publieke functionarissen geen ‘kale’ taakstraf meer kan worden opgelegd. Tevens sluit het de mogelijkheid van een geldboete uit, introduceert het een hardheidsclausule en maakt het de combinatie van een taakstraf met een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk.
De NOvA onderschrijft het belang van bescherming van handhavers en hulpverleners, maar stelt dat een te strak geregeld taakstrafverbod de onafhankelijkheid van de rechter ondermijnt. “Het wetsvoorstel beknot de rechterlijke vrijheid zonder aantoonbare meerwaarde,” aldus Karin de Lange, lid van het NOvA-bestuur en portefeuillehouder strafrecht. De orde wijst erop dat strafoplegging altijd maatwerk moet blijven, om onevenredige sancties te voorkomen.
Hardheidsclausule schiet tekort
De voorgestelde hardheidsclausule, bedoeld als uitzonderingsbepaling om in bijzondere gevallen van het taakstrafverbod af te wijken, krijgt forse kritiek. De NOvA en haar adviescommissie strafrecht vinden de formulering te restrictief. De drempel om ervan gebruik te kunnen maken ligt zo hoog dat rechters nauwelijks ruimte behouden om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden van verdachten. Volgens de orde dreigt de clausule “een papieren voorziening” te worden, zonder praktische waarde. Vanuit rechtsstatelijk perspectief acht de NOvA dit onwenselijk, omdat het de rechter belet een evenredige straf op te leggen.
De mogelijkheid om een taakstraf te combineren met een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt wél positief beoordeeld. Deze combinatie kan bijdragen aan de re-integratie van veroordeelden en houdt rekening met gedragsbeïnvloeding. Toch blijft de algemene conclusie dat het wetsvoorstel, in zijn huidige vorm, disproportioneel is en de noodzakelijke rechterlijke beoordelingsruimte aantast. De orde benadrukt dat bestaande wetgeving – in combinatie met reeds toegepaste strafverhogingen bij geweld tegen publieke taakdragers – voldoende instrumenten biedt om deze vormen van geweld streng te bestraffen.