
Jongeren moeten leren dat eerlijke, onafhankelijke en onpartijdige rechtspraak een noodzakelijke voorwaarde is voor een democratische rechtsstaat. Dus, zo vraagt de Raad voor de Rechtspraak zich af, waarom is er zo weinig concrete aandacht voor de rol van de rechtspraak in het wetsvoorstel Wet uitwerking burgerschapsopdracht?
Het voorstel voor de wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), verplicht onderwijsinstellingen expliciet tot het geven van burgerschapsonderwijs. Daarnaast moeten ze een ‘instellingscultuur’ bevorderen die in lijn is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals vrije meningsuiting en gelijke behandeling. Doen ze dit niet, dan kan de Inspectie van het Onderwijs handhaven via aanwijzingen en bekostigingsmaatregelen.
Hoeksteen
Volgens de Raad krijgt de rechterlijke macht in het voorstel nauwelijks aandacht, terwijl die een hoeksteen is van onze democratische rechtsstaat, zo schrijft voorzitter Henk Naves in een advies aan Eppo Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW).
“Kennis van de rechtspraak en de rol van de rechter in onze samenleving draagt niet alleen bij aan het vertrouwen in de rechtspraak maar ook in onze democratische rechtsstaat. Rechtspraak zorgt voor (onderling) vertrouwen, omdat duidelijk is wat de spelregels zijn en omdat die regels zichtbaar voor iedereen gelden; het maakt samen leven mogelijk in een samenleving waar niemand bang hoeft te zijn voor machtsmisbruik, eigenrichting of het recht van de sterkste, de machtigste of de hardst roepende. Daarmee is de rechtspraak een onmisbare pijler in de democratische rechtsstaat.”
Abstracte begrippen
Wanneer scholieren en studenten een bezoek brengen aan de rechtbank, hebben ze nauwelijks kennis van de werking van het recht of de rol van de rechter, zo signaleert de Raad. “De begrippen ‘rechter’, ‘rechtspraak’, ‘democratie’ en ‘rechtsstaat’ zijn voor veel studenten in het mbo en het volwassenenonderwijs behoorlijk abstract. (…) Voor betekenisvol burgerschapsonderwijs is het dan ook essentieel om deze abstracte begrippen te koppelen aan de eigen leefwereld van de studenten.”
De Raad is van mening dat het wetsvoorstel onvoldoende concreet maakt hoe die vertaalslag kan worden gemaakt. De Raad geeft alvast een schot voor de boeg: “In concretere zin betekenen deze begrippen voor de betreffende studenten bijvoorbeeld, dat hun eigen vrijheid niet ten koste mag gaan van de vrijheid van een medestudent. Dat discriminatie bij het toekennen van een stageplek niet is toegestaan. De rechter toetst deze geschillen aan de wet en stelt vervolgens vast of de wet is overtreden. De uitspraak van de rechter dient nageleefd te worden.”