
Een bejaarde vrouw wordt met spoed opgenomen in het ziekenhuis en krijgt zware medicijnen toegediend. Als ze na een week weer naar huis mag, blijkt ze haar testament te hebben veranderd. Ze kan zich daar niets van herinneren en vindt dat de notaris zijn boekje te buiten is gegaan. De tuchtrechter geeft haar grotendeels gelijk, maar dan is de klaagster al overleden.
De vrouw heeft een groot gezin: een zoon en vier dochters. Een van haar dochters is getrouwd met een notaris. En dat komt goed uit, zo vinden de dochters, wanneer hun moeder in februari 2023 wordt opgenomen in het ziekenhuis en het er aanvankelijk niet best uitziet. De notaris-schoonzoon benadert zijn kantoorgenoot en vraagt hem met spoed het testament van zijn schoonmoeder te wijzigen. In het gewijzigde testament wordt geregeld dat de zoon van de familie zijn deel van de erfenis niet zelf in handen krijgt. Zijn zus wordt tot bewindvoerder benoemt, om te voorkomen dat hij het geld verkwanselt.
De notaris werkt samen met de schoonzoon-notaris de wijzigingen uit. Enkele dagen daarna wordt de moeder uit het ziekenhuis ontslagen. Eind goed al goed, zou je denken. Alleen, de moeder kan zich helemaal niets herinneren van haar ziekenhuisopname, laat staan dat ze nog weet dat ze haar testament heeft gewijzigd. Ook heeft ze zelf geen afschrift van de akte in haar bezit.
In juni sommeert ze de notaris haar het volledige dossier toe te sturen. Haar zoon geeft ze de volmacht om namens haar een klacht in te dienen bij de Kamer voor het notariaat.
De klacht
Tegen de tijd dat de klacht voor de Kamer komt, is de cliënte al overleden. Maar omdat haar zoon zelf belanghebbende is, wordt de klacht toch behandeld.
Het voornaamste verwijt is dat de notaris te weinig onderzoek heeft gedaan naar de wilsbekwaamheid van de vrouw. Het gesprek over de gewenste wijzigingen heeft hij gevoerd met haar dochter. Ook de afspraak voor de ondertekening is niet gemaakt met de vrouw zelf. Er zat nauwelijks tijd tussen het verzoek tot wijziging van het testament en de ondertekening ervan. Pas bij het passeren van het testament heeft de notaris met de erflaatster zelf gesproken.
De notaris voert aan dat de notaris het “primaat” heeft als het gaat om de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een cliënt. Alleen wanneer hij echt zijn twijfels heeft over de vraag of de cliënt beseft wat hij doet, is er verder onderzoek nodig.
Die twijfels had hij niet toen hij met de erflaatster over het gewijzigde testament sprak. Zij zou haar zorgen over haar zoon hebben geuit en tevreden zijn geweest dat alles snel kon worden geregeld. Ook kende de notaris de vrouw al langer en had hij ook eerder al notariële werkzaamheden voor haar uitgevoerd.
Onvoldoende zorgvuldig
Zowel de Kamer als later het hof bevestigen dat bij de de beoordeling van de wilsbekwaamheid van een betrokken cliënt, primair worden uitgegaan van de eigen waarneming van de notaris. Maar de tuchtrechters vinden dat de notaris hierbij steken heeft laten vallen.
De cliënt was kort daarvoor met ernstige benauwdheidsklachten opgenomen in het ziekenhuis en kreeg daarvoor medicijnen toegediend. Het was niet de cliënt zelf die de notaris had benaderd, maar zijn kantoorgenoot. De instructies voor de wijzigingen kwamen allemaal van de dochter die in het gewijzigde testament werd aangewezen als executeur en bewindvoerder over de erfenis van haar broer.
Het hof rekent het de notaris aan dat hij geen aantekeningen van zijn gesprek met de cliënte heeft gemaakt en ook niet heeft vastgelegd hoe hij tot de conclusie was gekomen dat de cliënte wilsbekwaam was. Op het moment van het passeren van het testament verkeerde klaagster, die op hoge leeftijd was, in een kwetsbare medische conditie waarbij haar dochter die de wijzigingen heeft aangevraagd, haar belangenbehartiger was. Onder deze omstandigheden had de notaris extra alert moeten zijn op de vrije wilsvorming door klaagster, wat hij naar het oordeel van het hof onvoldoende heeft gedaan.
Hij had niet mogen meewerken aan het passeren van het testament tijdens het eerste en enige gesprek dat hij met de cliënte voerde. Te meer daar er op die dag al geen sprake meer was van een levensbedreigende situatie. Zelfs als de cliënte op dat moment erop aandrong om direct tot passeren over te gaan, had de notaris even pas op de plaats moeten maken om meer waarborgen in te bouwen.
Maatregel
Waar de Kamer de notaris eerder de maatregel van een berisping oplegde, oordeelt het Hof strenger. De notaris wordt geschorst voor de duur van twee weken.
Gerechtshof Amsterdam, 6 mei 2025 | ECLI:NL:GHAMS:2025:1143