Het niet naleven van de zware zorgplicht als gezamenlijk echtscheidingsadvocaat kwam een advocate op een voorwaardelijke schorsing van vier weken te staan. De Raad van Discipline oordeelde dat de belangen van een van de cliënten ernstig zijn geschaad door gebrekkige begeleiding en onvoldoende controle van het scheidingsconvenant.
Op 3 november 2025 heeft de Raad van Discipline in het ressort Den Haag uitspraak gedaan in de klachtzaak van een voormalige cliënt tegen zijn (inmiddels uitgeschreven) advocaat. De klacht was gericht op het handelen van de advocaat in een gezamenlijk scheidingstraject, waarbij grote financiële fouten zijn gemaakt die voor klager nadelig uitpakten. Volgens de klager heeft de advocaat nagelaten het scheidingsconvenant inhoudelijk en juridisch te controleren, waardoor overeengekomen afspraken niet aansloten bij de huwelijkse voorwaarden en klager financieel werd benadeeld.
Het convenant, opgesteld na mediation via netjesscheiden.nl, week op essentiële punten af van de huwelijkse voorwaarden. Zo werd in het convenant vastgelegd dat de man slechts € 70.000,- aan privévermogen in de gezamenlijke woning had geïnvesteerd, terwijl dit volgens klager ruim € 399.000,- betrof. Door deze fout liep klager een aanzienlijk bedrag mis en ontstonden er ook fiscale nadelen voor zijn ex-partner. Toen bij de notaris bleek dat het convenant niet aansloot bij de feitelijke situatie, stelde klager de advocaat aansprakelijk en vernietigde hij het convenant wegens dwaling.
Schending van zware zorgplicht
De Raad van Discipline benadrukte dat voor advocaten die optreden voor beide partijen bij echtscheidingen een ‘zware zorgplicht’ geldt. Zij moeten nagaan of beide partijen de gevolgen van een convenant kennen en eventuele nadelige afwijkingen expliciet bespreken en vastleggen. In deze zaak heeft de advocaat hierin volgens de Raad ernstig tekortgeschoten: zij sprak partijen na de mediation één of twee keer, maar documenteerde deze gesprekken niet en legde niet vast of de verstrekkende financiële gevolgen wel goed waren besproken.
De Raad rekent het de advocaat zwaar aan dat zij haar verantwoordelijkheid deels bij de cliënten probeerde te leggen, onder meer door te wijzen op het ontbreken van stukken in het klantportaal. Volgens de Raad had zij actief moeten doorvragen naar essentiële gegevens, zoals de waarde en investeringen rond de woning, en hoort controle daarop tot de kern van haar taak als advocaat.
De klacht werd dan ook gegrond verklaard. De Raad stelde dat het gedrag van de advocaat het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad. Als maatregel kreeg de advocaat een voorwaardelijke schorsing van vier weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast moet zij het griffierecht van € 50,-, € 50,- reiskosten aan klager en € 1.250,- aan proceskosten aan de Orde van Advocaten betalen.
Lees hier de volledige uitspraak






