Steeds meer verdachten sluiten deals met het Openbaar Ministerie om tijd te besparen en zekerheid te krijgen over hun straf. Sinds 2021 zijn al honderden van zulke procesafspraken gemaakt, vooral in drugs- en witwaszaken. De rechtspraak worstelt intussen met de vraag hoe ver deze ontwikkeling mag gaan.
Aantallen stijgen snel
In drie jaar tijd zijn in Nederland ongeveer 550 procesafspraken gesloten tussen verdachten en het Openbaar Ministerie (OM). Daarbij spreken partijen af dat de verdachte meewerkt aan een snelle afdoening van de zaak in ruil voor een mildere strafeis. Sinds de Hoge Raad eind 2022 toestemming gaf voor dit middel, is het gebruik explosief gegroeid. Vooral bij omvangrijke drugs- en witwaszaken, waarin bewijsmateriaal vaak bestaat uit onderschepte chatberichten, bieden de afspraken uitkomst.
Volgens strafrechtdeskundige Laura Peters van de Rijksuniversiteit Groningen is het “een vaste praktijk geworden in Nederland”. Ook het OM erkent dat de procedure tijdwinst oplevert. Zaken die eerder tien zittingsdagen vergden, kunnen soms binnen één dag worden afgerond. De vrijgekomen capaciteit kan dan worden ingezet voor andere dossiers die anders blijven liggen.
Tussen efficiëntie en transparantie
Hoewel procesafspraken de strafrechtsketen ontlasten, waarschuwen deskundigen voor risico’s. Zaken worden door de afspraken minder uitgebreid behandeld, wat ten koste kan gaan van de openbaarheid. Peters noemt het gevaar van “achterkamertjesjustitie” en pleit voor wettelijke criteria die bepalen voor welke delicten deze werkwijze geschikt is.
De rechtbank moet elke overeenkomst goedkeuren en beoordeelt of er voldoende bewijs is en of de afspraak eerlijk tot stand kwam. Anders dan in de Verenigde Staten is een bekentenis geen vereiste. Daarmee wil de rechtspraak voorkomen dat verdachten iets toegeven wat ze niet hebben gedaan.
Strafrechter Jacco Janssen benadrukt dat rechters de grenzen kennen: bij ernstige zaken, zoals moord of zedenmisdrijven, liggen procesafspraken niet voor de hand. Toch zijn volgens hem strikte beperkingen vanuit de wet niet wenselijk. “Iedereen voelt wel aan waar de grenzen liggen,” zegt hij. De komende tijd zal duidelijk moeten worden hoe deze nieuwe praktijk zich verder ontwikkelt binnen het Nederlandse strafproces.








