
Vanaf 1 juni hanteert het Openbaar Ministerie nieuwe regels voor het omgaan met verschoningsgerechtigd materiaal van professionele geheimhouders. Filtering van de gegevens wordt de taak van een rechter-commissaris, tenzij het OM dit (geautomatiseerd) zelf kan doen, zonder kennisname van het verschoningsgerechtigd materiaal. De NOvA is nog niet helemaal tevreden.
In recente jaren moest het OM meermaals door het stof omdat het materiaal in handen had gekregen dat viel onder de geheimhouding van advocaten. In de strafzaak rond de mondkapjesaffaire moest de rechter-commissaris van de rechtbank Rotterdam ingrijpen toen het vermoeden ontstond dat het OM onterecht toegang had verkregen tot vertrouwelijke advocatencorrespondentie.
Lees ook: Opnieuw vertrouwelijke informatie advocaten in handen van OM, dit keer in mondkapjeszaak
Eerder al trof het OM een schikking met advocatenkantoor Stibbe en vermogensbeheerder Box. Tijdens onderzoek naar mogelijke fraude door Box werden onder andere vertrouwelijke e-mails van Stibbe-advocaten zonder toestemming gebruikt.
Lees ook: OM treft miljoenenschikking met Stibbe en Box in verschoningsrechtzaak
Gegevens filteren
De moeilijkheid zit hem in de enorme hoeveelheden digitale informatie die het OM binnenharkt met de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden. Volgens het OM kan daarbij een ‘redelijk vermoeden’ ontstaan dat tussen die gegevens zich materiaal bevindt dat onder het verschoningsrecht valt van een professionele geheimhouder. Te denken valt dan aan mails en appberichten tussen de geheimhouder en de cliënt.
Het OM schrijft nu dat het die gegevens liever helemaal niet binnenhaalt, maar dat dat soms onvermijdelijk is. Die gegevens moeten daarom worden uitgefilterd. De Hoge Raad oordeelde op 12 maart 2024 dat de wet niet duidelijk genoeg was over de vraag hoe die filtering praktisch moest plaatsvinden en wat hierin de rollen en verantwoordelijkheden van het OM, de rechter-commissaris, de advocaat en de opsporing zijn.
Nieuwe aanwijzing
De aanwijzing die op 1 juni van kracht wordt, schrijft voor dat in de gevallen waarin redelijkerwijs vermoed kan worden dat de onderzochte gegevens ook geheimhoudersinformatie bevatten, er een filtering van deze gegevens moet worden uitgevoerd. De rechter-commissaris wordt verantwoordelijk voor de filtering, tenzij het OM (geautomatiseerd) dit zonder kennisname van het verschoningsgerechtigd materiaal zelf kan uitvoeren.
De opsporingsambtenaren die het strafrechtelijk onderzoek uitvoeren, mogen op geen enkele wijze kennis nemen van de gegevens die onder het verschoningsrecht (kunnen) vallen. De gegevens die onder het verschoningsrecht vallen, moeten worden vernietigd zodat zij niet gebruikt kunnen worden in het strafrechtelijk onderzoek.
Reactie NOvA
De Nederlandse Orde van Advocaten laat in een schriftelijke reactie weten dat de rol van de rechter-commissaris nog onvoldoende tot uitdrukking komt. “De NOvA heeft met name moeite met de passage in de Aanwijzing die betrekking heeft op het ‘redelijk vermoeden’ van de aanwezigheid van verschoningsgerechtigde informatie. Met de concrete invulling van dit begrip wordt het risico dat onbevoegden kennis kunnen nemen van verschoningsgerechtigde informatie nog onvoldoende beperkt.
Hiermee wordt de rol van de rechter-commissaris als centrale autoriteit bij de bescherming van het verschoningsrecht nog niet ten volle benut. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad moet doorontwikkeling van de praktijk en daarmee ook van de Aanwijzing volgen.”